Communicatiewetenschap

Examenvragen 2017-2018 2e zit
Afbeelding over stakende mensen: Welke eigenschappen van de kritische theorie kan hierop toegepast worden?
1) culturele dimensie: stakers tegen heersende maatschappelijke verhoudingen in negatief daglicht voorgesteld en geen aandacht voor claims van bevolking die tegen regering en verhoudingen ingaan
2) publieke sfeer en specifieke teloorgaan ervan –> focus op 1 persoon in plaats van de grote massa
Examenvragen 2017-2018 1e zit
Open vragen:
1 a) Visie Van McQuail die paste bij een artikel over advertenties op facebook en andere nieuwe platformen. [1] b) 3 andere visies McQuail met 2 kenmerken
<nowiki>a) Beargumenteren waarom het bij de Frankfurther Schule (Kritische theorie) het beste pastte.
b) Beargumenteer waarom het op enkele punten botst met politieke economie
c) Beargumenteer of de media hier stereotyperen of categoriseren (Afrika afbeelden als ver weg van ons, exclusief)
Examenvragen 2013-2014
  • Verklaar: Zwijgspiraaltheorie, mono-media these, mediagerelateerde praktijken, polysemie, speech community
  • Bespreek 2 mogelijke interne rolconflicten bij journalisten en geef de strategieën om mogelijke interne rolconflicten tegen te gaan.
  • Geef de 5 kritiekpunten die gegeven werden op de oude communicatiemodellen en die leiden tot het nieuwe communicatiemodel. Welke visie op communicatiemodellen past hierbij?
  • Leg de begrippen sekse en gender uit.
  • Wat bedoelt men met het begrip de waakhond van de democratie. Welke visie op de rol van de media in de maatschappij past hierbij?
Examenvragen 2012-2013
Begrippen: Visual Ethnography, Symbool (Peters), Compliance (Kelman), Structurele vs. Voluntaristische visie op macht
  • Geef de functionalistische mediatheorie + pas toe op tekst “Astrid Bryan op Boekenbeurs”.
  • Verklaar waarom de cursus van een sociale geschiedenis uitgaat + geef 2 nuanceringen hierop + voorbeeld.
  • Verklaar: verschil tussen sekse en gender. + link aan culturele identiteit? + Is er hier sprake van stereotypering of categorisering?
Examenvragen 2011-2012
  • a. Leg het onderscheid tussen Langue en Parole uit, en geef zelf een voorbeeld waarmee je het aantoont.
b. Toon de link aan tussen Langue en Parole en het proces van encoderen/decoderen.
  • a. Geef de 4 fasen van media-effect onderzoeken en leg kort uit
b. Link volgende mediatheoriën aan een van de fases: massamaatschappijtheorie, culturalistische theorie, functionalistische theorie.
  • Krantenartikel over een ontsnapping van gevangenen uit een Congolese gevangenis.
a. Pas de selectiecriteria van Galtung & Ruge toe op dit artikel. b. Geef de kritiek van Rosegren op G&R. c. De kritiek van Rosegren op G&R kunnen in verband worden gebracht met de typologie naar actor bij het media onderzoek. Welke, en leg uit.
  • Begrippen: Fatische functie, Fantascoop, Diffusie, subcultuur/tegencultuur
Examenvragen van voor 2011
Opmerking: Vanaf het academiejaar 2011-2012 werd het examen opgesteld door een andere docent en is de cursus herwerkt.
  • De verschuiving publiek – privaat kwam als een constante regelmatig terug in het overzicht van de sociale geschiedenis van de media. 1) Wat wordt hier precies mee bedoeld? 2) Verduidelijk die verschuiving aan de hand van twee voorbeelden uit de sociale geschiedenis van de media.
  • Wat bedoelt D. McQuail met de ‘rituele visie’ op communicatie en media? In welke van de behandelde communicatiemodellen vinden we aspecten van deze rituele visie terug? Argumenteer je antwoord.
  • Begrippen: Indexicale informatie, Onderscheid semantiek-pragmatiek, Onderscheid selectieve kennisname – selectieve waarneming
  • Relationeel aspect boodschap + in verband brengen met 1 van de uitgangspunten van de cursus
  • Vergelijk pol-econ mediatheorie met culturalistische mediatheorie op vlak van populaire cultuur
  • Typologie naar actor opnoemen + bij welke past het gatekeepingonderzoek van Gieber?
  • Begrippen: fonetisch alfabet als digitale informatietechnologie avant la lettre, voluntaristische visie van de macht, commodificatie, verticale intertextualiteit, referent power
  • Geef de drie geesteswetenschappen waaruit in VS de communicatiewetenschap is uit ontstaan
  • Maatschappelijke implicaties van de drukkunst
  • Vergelijk uses-and-gratifications theorie met de two-step-flow theorie
  • Begrippen: Chicago school, Journalisms school, Semiotiek
  • Leg uit: de verschuiving van publiek naar privaat is een constante in de sociale geschiedenis van de media. Geef 2 vb.
  • Effecten mbt communicatie en media van postmodernisme. Pas toe op schema van Rosengren (-> autonomie)
  • Leg de theorie van Mc Guire uit (persuasieve communicatie). Beschouwt deze de mens als rationeel of als sociaal wezen?
  • Termen: Laggards, Hegemonie, Entropie, Registratie
  • Wat zijn de maatschappelijke implicaties, verbonden aan de boekdrukkunst? (20 lijnen max.)
  • Wat is de relatie tussen media en subculturen? Verduidelijk met een voorbeeld. (15 lijnen max.)
  • Iets van Kelman ofzo, gelieve nog aan te vullen, dit ben ik vergeten. (20 lijnen voor a & b samen)
  • Begrippen: Entropie, Verschil icoon/index, Zwijgspiraal, De ‘waakhondfunctie’ van de media
  • In welke mate heeft de overgang van orale naar schriftelijke cultuur een invloed gehad op: 1) de relatie tussen het openbare en het private? 2) de conceptie van tijd en ruimte?
  • Het communicatiemodel van Gerbner leunt het sterkst aan bij de transmissievisie i.v.m. communicatie. Het bevat echter ook elementen waardoor het in verband kan gebracht worden met één van de andere visies op communicatie. 1) welke visie wordt bedoeld? Leg deze kort uit. 2) Welke elementen in het model maken het mogelijk om dit verband te leggen?
  • Begrippen: Interpretant, Speech Community, Selectieve waarneming
  • Wat zijn de maatschappelijke implicaties van de orale cultuur en vergelijk dit met die van de printcultuur.
  • Geef de vijf typologieën naar actor(+leg uit) en dan B ) Bij welke past de theorie van Gieber thuis (gatekeeperstudie).
  • Op welke sociale theorie is de massamaatschappijtheorie gebaseerd.
  • Vergelijk de massamediatheorie met de kritische theorie van de Frankfurterschule.
  • Maatschappelijke implicaties drukkunst?
  • Vergelijk tekensysteem Peirce met de Saussure
  • Kritiek op selectie van Galtung en Ruge ivm internationaal nieuws.
  • Bespreek het tekensysteem van Charles Peirce en vergelijk dit met het tekensysteem van Ferdinand de Saussure (max. 15 lijnen).
  • “Opgepast voor mediacentralisme” is een van de uitgangspunten van de cursus. Leg dit kort uit (max. 5 lijnen)
  • Wat is het onderscheid tussen een mediacentralistische en een niet-mediacentralistische benadering m.b.t. het gebruik van machtsmiddelen in een maatschappij? (max. 10 lijnen)
  • Begrippen: penny press, nickelodeon, indexicale informatie bij niet-verbale communicatie