Economie

Het examen bestaat uit:
  • 20-25 meerkeuze vragen (10 punten), waarvan ongeveer uit elk hoofdstuk één vraag.
  • 2-3 open vragen met onderverdeling (10 punten). Deze open vragen zijn heel vaak dezelfde. Bereid ze dus voor!
Open vragen
  • 1) Wat zijn de effecten van vrije handel voor een staat die importeert? + Grafiek.
  • 2) Wat is het gevolg van een tariff voor totale welvaart? + Grafiek.
  • 3) Vergelijk perfect competitieve markt en monopolistische competitie in de long-run. Wat zijn de gevolgen voor de welvaart? + Grafiek.
  • 4) Geef 4 voorbeelden van markten met monopolistische competitie.
  • 5) Wat is de trade off bij aanbod van arbeidsmarkt? Geef 3 voordelen van het evenwicht bij de arbeidscurve. Geef 3 redenen waarom loon soms boven het equilibrium ligt.
  • 6) Vergelijk deadweight loss van een tax met deadweight loss van een monopolie.
  • 7) Waarom is er bij een deadweight loss van een monopolie geen sociaal probleem?
  • 8) Wat is het economische probleem van een deadweight loss van een monopolie?
  • 9) Signalling uitleggen.
  • 10) Wat is beter voor de efficiëntie: monopolie met 1 prijs of met volledige prijsdiscriminatie?
  • 11) Infant industry uitleggen.
  • 12) Leg uit wat de gevolgen zijn van rent control op korte termijn.
  • 13) Leg uit waarom de lange termijn gevolgen heel anders zijn.
  • 14) Wat gebeurt er met de kwaliteit van de huizen door rent control en leg uit adhv het economisch principe ‘people respond to incentives’.
  • 15) Wat zijn externalities? Leg uit hoe externalities van belang zijn in de economische analyse.
  • 16) Geef 4 voorbeelden van positieve externalities en leg beknopt uit.
  • 17) Education zorgt voor een externality, wat voor één? Wanneer werknemers door onderwijs productiever worden, is dit dan een extern effect?
  • 18) Is het Free Rider Problem relevant voor de studie van externalities?
  • 19) Wat is Pigovian Tax en wanneer wordt dit toegepast ? Reduceren Pigovian Taxes de economische efficiëntie? Leg uit + grafiek.
2016 – 2017:
  • Moral hazard: onder wat kan je dat plaatsen en hoe verklaar je dat a.d.h.v. een ‘employment relationship’?
  • Wat is een monopolistische concurrerende markt en geef vier voorbeelden. Vergelijk met een perfect concurrerende markt (grafiek). Is een monopolistische concurrerende markt sociaal wenselijk?
  • Wat zijn externalitities en waarom is dit relevant voor de economie? Geef 4 voorbeelden van positieve externalities.