Comparatieve politicologie

Comparatieve politicologie
2013-2014
1) Vraag over de consensusdemocratie van Lijpart.
  • Het ontstaan van deze democratievorm uitleggen + toepassen op Nederland
  • 2 basisbegrippen van de consensusdemocratie uitleggen + 2 voorbeelden van hoe dit institutioneel wordt ondersteund in Nederland
  • Wat is een minimum connected winning coalition? Welke evolutie kent de naoorlogse Nederland inzake coalitievorming? Plaats de minderheidsregering van Rutte I in deze context
2) Het electoraal systeem van Duitsland (Bundestag) en het Verenigd Koninkrijk (House of commons) vergelijken.
  • op basis van de drie elementen van een kiessysteem: electorale formule, stemmen en districten
  • Deze systemen stellen gelijkenissen en verschillen voor. Wat zijn hun gevolgen op het partijsysteem?
  • Het kiessysteem bevoordeelt de Duitse liberalen (FDP). Leg uit. Welke factor versterkt dit? Waaraan zie je dat?
De Britse liberalen (liberal democrats) kijken met afgunst naar hun Duitse collega’s, waarom? Welke strategie hebben ze dan gebruikt? Met welk resultaat?
3) De rol van de Franse president en de Britse premier vergelijken.
  • Britse premier heeft minder macht dan de Franse president maar hij is toch beduidend machtig. Dit is te wijten aan zijn verschillende functies. Geef er drie en leg ze uit.
  • Geeft twee gelijkenissen tussen het beleid van Thatcher en Blair
  • De macht van de Franse president is afhankelijk van de omstandigheden. Welke evolutie heeft Frankrijk gekend? Waarom is de verkiezing van François Hollande bijzonder en waarom betekent dit een terugkeer naar de normale situatie?
4)
  • Leg begrippen uit: Lacité, gecoordineerde markteconomie, PAC, cooperatief federalisme, MDSD
  • Waarom is het Amerikaans congres zo machtig vergeleken met de West-Europese parlementen? Geef drie punten.
Voorbeeldvragen:
  • MSSD uitleggen en 2 voorbeelden geven (MSSD komt vaak terug in examenvragen!)
  • Kiessysteem nederland met duitsland vergelijken;
  • Uitleggen wat new labour heeft veranderd buiten economische veranderingen.
  • Waarom wordt het Amerikaanse congress als het machtigste parlement beschouwd?
2014 – 2015
1) De Verenigde staten wordt vaak als ‘exceptional’ case gezien in de comparatieve politiek ten opzichte van zijn West- Europese tegenhangers.
  • Argumenteer dit aan de hand van hun gefragmenteerde partijorganisatie. Dat blijkt uit een aantal factoren. Geef er twee en licht toe.
  • Het Amerikaanse congres staat dan wel weer sterk ten opzichte van de Europese parlement. Dat lijkt uit een aantal factoren. Noem er twee en licht toe.
2) Er zijn 3 samenhangende zaken die de macht van het Franse staatshoofd kunnen bepalen. Geef ze alle 3 en licht toe.
3) Vergelijking tussen Duitsland en Nederland
  • Vergelijk de verkiezingen in Duitsland met die in Nederland op vlak van de klassieke 3 analyseterreinen: kiesdistricten, kiesstructuur en electorale formule.
  • Duverger toonde een verband aan tussen het electoraal systeem en het partijsysteem. Vergelijk dit voor de naoorlogse periode in Duitsland en Nederland.
4) Licht 3 begippen toe
  • Laicité
  • New institutionalism
  • Political action committee
5) Vanaf 1990 is er sprake van devolution in het VK.
  • Geef de geschiedenis weer vanaf dit jaar.
  • Sommigen beweren dat de VK op weg is naar federalisme, geef twee argumenten waarom dit vandaag nog niet het geval is.
2015 – 2016
1) Vraag over de consensusdemocratie van Lijphart.
  • Het ontstaan van deze democratievorm uitleggen + toepassen op Nederland
  • 2 basisbegrippen van de consensusdemocratie uitleggen + 2 voorbeelden van hoe dit institutioneel wordt ondersteund in Nederland
  • Wat is een minimum connected winning coalition? Welke evolutie kent de naoorlogse Nederland inzake coalitievorming? Plaats de minderheidsregering van Rutte I in deze context
2) Vragen over Duitsland
  • “Het Duitse kiessysteem probeert twee werelden te verenigen”. Verklaar en benoem dit kiessysteem. Het kiessysteem uitleggen en de gevolgen ervan.
  • Welk soort federalisme kent Duitsland. (hij bedoelde hiermee cooperatief of duaal). Verklaar dit.
3) Vragen over Amerika en GB
  • Hoe noemen we het kiessysteem van Amerika. Leg dit uit adhv de primaries en the electoral college. Wat zijn de implicaties hiervan op de presidentsverkiezingen?
  • De macht van de Britse premier komt van twee factoren. Van het politieke en van wat de premier ermee doet. Leg deze achtereenvolgens uit.
4) 3 begrippen:
  • New institutionalisme
  • Hispanicization
  • Cohabitation
5) Juist of fout: ” Het vaak voorkomen van massaprotesten in Frankrijk toont de macht van de vakbonden daar.”
2016 – 2017
1) Verenigde Staten
  • Verenigde Staten: gefragmenteerde partij-organisatie
  • Congres machtiger dan West-Europese parlementen.
2) Duitsland
  • Kloof identiteit en staat -> diversifieert landschap
  • Tweehoofdig executief
3) Nederland en Frankrijk
  • Vergelijk Nl en Fr: stemstructuur, districten en electorale formule
  • Wet van Duverger
4) Begrippen
  • Nieuw-institutionalisme
  • Laicité
  • PAC
VK: devolution, waarom niet federaal (2 factoren)
2017 – 2018
1) Duitsland:
  • geef 2 manieren waarop de negatieve ervaring met de Weimarrepubliek een bepalende rol gespeeld heeft in de institutionele structuur van Duitsland na WOII
  • welke 2 mechanismen werden in Duitsland ingebouwd om populisten tegen te houden?
2) VS:
  • Vergelijk het Congress met de West-Europese parlementen
  • Wat is het verschil tussen Amerikaanse en Europese partijen?
  • Amerika is een nation of immigrants, wat zijn de twee mogelijke incorporaties daarvan en leg ook uit adhv hispanization
3) VK:
  • Vergelijk de linkerzijde van het politieke spectrum in het VK en Frankrijk
  • Waarom is het Britse parlement “The mother of all parlements”?
4) Frankrijk:
  • Als alles mee zit is de Franse president één van de machtigste ter wereld. Waarom?
  • Noem twee zaken in de Franse politiek met een historische achtergrond. Leg uit.
  • Vergelijking tussen de Franse politieke partijen en de traditionele West-Europese massapartijen.
  • Vraag over laïcité en de uitdagingen i.v.m. multiculturalisme.